Volgens de legende zou een jonge Poolse edelman het beeldje hebben gevonden in een waterput in de buurt van de Kapel. De edelman, genaamd Wendelinus, had zijn vaderland verlaten om in afzondering en met eenvoudige middelen God te dienen.
Na veel omzwervingen vond hij werk als schaapherder bij de pachter van de Muggenbroekerhof. Dagelijks trok hij met zijn kudde naar zijn favoriete plaats: een dorre, met hei begroeide zandheuvel, waarop zich een waterput bevond.
Toen hij weer eens zijn kudde schapen wilde laten drinken en daartoe een emmer water uit de put omhoog haalde, zag hij in de emmer een Maria-beeldje liggen.
Hij bevestigde het in een nisje aan een boom bij de put. Hierna bezochten zoveel mensen het beeldje dat de pastoor van Roermond besloot om naar de Moederker in Roermond te halen.
De volgende dag het beeldje miraculeus teruggekeerd naar de boom bij de waterput. Men besloot toen op die plek een Maria-kapel te bouwen.
In het licht van deze legende wil de volkstraditie dat het beeldje gevonden zou zijn in 1435. Deze traditie is steeds gehandhaafd, ondanks het gegeven dat de eerste kapel in 1418 gebouwd werd als buurtkapel en aan Maria werd toegewijd zonder dat er sprake was van een miraculeus beeld dat al in die omgeving verering had gevonden.
Oorlog en verbouwingen
In 1578, tijdens de tachtigjarige oorlog werd de Kapel op last van een Spaans officier afgebroken. Zodoende kon de Kapel niet meer gebruikt worden als verschansing voor de troepen van Willem van Oranje. In 1610 laat de deken van de stad Petrus Pollius ter plekke een totaal nieuwe en grotere kapel bouwen. Deze bouw wordt in 1613 voltooid.
Door de groei van de aantallen bedevaartgangers wordt de Kapel diverse malen uitgebreid. De Kapel wordt wordt in 1802 tot hulpkerk van de parochiekerk van St. Christoffel verklaard. Op 19 oktober 1862 besluit de bisschop Paredis de zorg van het heiligdom toe te vertrouwen aan de Paters Redemptoristen.
Zij geven in de architect Johannes (Hermanus, Julius) Kayser opdracht om de Kapel fors te verbouwen. Bij zijn ontwerp van de huidige Kapel heeft Kayser zich laten leiden door de sobere vormen van de 13de eeuw Franse Gotiek met daarbij als mogelijke inspiratiebron de beroemde Sainte Chapelle te Parijs. De officiële inwijding van het heiligdom vindt plaats op 30 april 1896.
Op 5 november 1921 raast een storm over de stad die de oorspronkelijk 34 meter hoge, ranke daktoren (even hoog als de Kapel zelf!) zodanig kraakt dat hij afgebroken moet worden. Drie jaar later wordt deze toren vervangen door het huidige, half zo hoge angelustorentje, ontworpen door de Roermondse architect Franssen.
Een tweede verminking van het gebouw vindt plaats in 1940. Wanneer een van de hoektorentjes in de westgevel tijdens een (november-) storm zwaar gehavend wordt, besluit men beide torentjes af te breken.